Str-ip Nieuws
Afgelopen maand waren er enkele interessante ontwikkelingen rond het auteursrecht in het Belgisch striplandschap. Van het 10-jarig jubileum van de parodie-uitzondering tot stripfiguren in het publieke domein.
Een jubileumuitgave
Gents politicus Johan Deckmyn stond deze maand in de schijnwerpers, en niet alleen vanwege de verkiezingen. 3 september markeerde de 10-jarige verjaardag van een zogenaamde ‘landmark ruling’ van het Europees Hof van Justitie, namelijk Deckmyn v. Vandersteen. Men stelt dat in deze zaak een precedent werd gezet dat van toepassing is op alle vergelijkbare zaken, met name de definitie van een parodie.
De feiten
Op de nieuwjaarsreceptie van 2011 van Vlaams Belang Gent werden 2000 kalenders uitgedeeld, met op de cover een variatie op de Suske en Wiske-albumhoes ‘De wilde weldoener’. In plaats van Lambik stond Gents burgemeester Daniël Termont afgebeeld als weldoener, die 'Gents belastinggeld aan niet-Gentenaren gaf'.
Aangezien Standaard Uitgeverij (destijds WPG Uitgevers) geen toestemming had gegeven en Willy Vandersteen in zijn testament had opgenomen dat zijn stripfiguren niet voor politieke boodschappen mochten worden gebruikt, spanden de uitgeverij en de erven Vandersteen een rechtszaak aan tegen Johan Deckmyn en het VB-steunfonds Vrijheidsfonds VZW. De uitgeverij en de erven claimden een auteursrechtinbreuk die bovendien discriminerend was. Deckmyn beriep zich echter op de parodie-uitzondering en stelde dat vrije meningsuiting niet verboden is, zelfs niet als die "kwetst, choqueert of aanstootgevend is".
Na de Belgische rechtsgang werd opgeworpen dat de parodie-uitzondering wel was opgenomen in de Infosoc Richtlijn, maar niet gedefinieerd. De definitie werd ook niet expliciet overgelaten aan de lidstaten. Daarom stelde de Kamer van Beroep te Brussel de volgende vragen aan het Europees Hof van Justitie:
- Is het begrip ‘parodie’ een autonoom Unierechtelijk begrip?
- Zo ja, moet een parodie aan bepaalde voorwaarden voldoen?
- Moet een werk aan andere voorwaarden of kenmerken voldoen om als parodie te worden beschouwd?
Op 3 september 2014 beantwoordde het Europees Hof deze vragen als volgt: Het begrip 'parodie' moet in de hele Europese Unie op een zelfstandige en uniforme manier worden uitgelegd. Het moet gaan om een nabootsing van een bestaand werk, met duidelijke verschillen, waarbij humor of spot aanwezig moet zijn. Dit werd later verder verduidelijkt in lijn met de conclusie van de advocaat-generaal. De zaak werd vervolgens terugverwezen naar de Belgische rechtbank om op basis van deze definitie te oordelen.
Dit heeft ervoor gezorgd dat de parodie-uitzondering tot op heden ruim wordt geïnterpreteerd.
Nero in het publieke domein
Vanaf 2025 hoeven degenen die de stripfiguren van Marc Sleen willen gebruiken in een eigen werk, geen beroep meer te doen op de parodie-uitzondering. De Stichting Marc Sleen heeft namelijk besloten om Nero en co. vrij te geven aan het publieke domein.
Het publieke domein betekent dat de bescherming door auteursrecht en aanverwante rechten vervalt. Hierdoor worden de werken vrij beschikbaar voor gebruik, terwijl de morele rechten van de auteursrechthouders behouden blijven, aangezien deze onvervreemdbaar zijn.
Wij schreven eerder een blog over de aanstaande toetreding van Mickey Mouse tot het publieke domein, wat een goed voorbeeld is van hoe auteursrechten na verloop van tijd vervallen.
Nero en Co: Vrij te gebruiken, maar niet zonder regels
Aangezien auteursrechten 70 jaar na het overlijden van de auteur blijven gelden, zouden de figuren van Marc Sleen, die in 2016 overleed, nog tot 2086 beschermd zijn. De Stichting Marc Sleen, die deze rechten beheert, heeft echter besloten om vanaf 2025 een deel van deze rechten op te geven en ze tegen 2030 volledig vrij te geven.
Concreet kunnen de stripfiguren vanaf 2025 zonder voorafgaande toestemming gebruikt worden. Voor commerciële doeleinden en nieuwe uitgaven is echter nog toestemming van de Stichting nodig tot 1 januari 2030. Bovendien moet commercieel gebruik passen bij de sfeer van de originele verhalen. Organisaties van politieke of levensbeschouwelijke aard zijn uitgesloten van gebruik, dus als een situatie zoals in de Deckmyn-zaak zich voordoet, moet alsnog een beroep worden gedaan op de parodie-uitzondering.
Merkenrecht houdt Nero’s naam toch veilig
Hoewel de stripfiguren van Marc Sleen binnenkort in het publieke domein vallen, blijft de naam 'Nero' als merknaam beschermd. Deze merkregistratie geeft nog steeds het exclusieve recht om de naam te gebruiken voor zaken als drukwerk en uitgeverijdiensten. Een merkregistratie verloopt niet en kan iedere 10 jaar onbeperkt worden verlengd.
Remarkable houdt namens Standaard Uitgeverij toezicht op deze merkregistratie, samen met andere geregistreerde stripfiguren. Hoewel de uitgeverij de wensen van de stichting respecteert en het exclusieve recht op de naam niet zal afdwingen, kan het merkenrecht toch een vangnet zijn voor auteursrechtelijke kwesties.
Heb je vragen over de registraties van jouw merk? Neem gerust contact op, en onze experts helpen je graag verder.